Sinds 2015 is de wereld beland in een tijd van cyberoorlog. Er voor het eerst een stroomstoring veroorzaakt door een hackaanval op een energiecentrale in Oekraïne. Later werd ook een vliegveld in Kiev aangevallen door hackers en werd ook een dam in de Verenigde Staten gehackt.
Uiteindelijk zaten er in Oekraïne zo’n 200.000 tot 300.000 mensen drie uur zonder stroom. Dit was een gerichte aanval van Rusland tegen Oekraïne. Het was in het midden van de winter. Mensen hadden dood kunnen gaan als het langer had geduurd. Hiermee zijn cyberoorlogen werkelijkheid geworden. Aan de andere kant vallen er ook slachtoffers. Inmiddels zijn er twee hackers van IS om het leven gekomen na gerichte aanvallen. Het Amerikaans leger gebruikt onbemande droneaanval om hacker om te brengen.
Hoewel extremistische hackorganisaties zoals de hackeenheden van IS het gevaarlijkst zijn, hebben ook overheden volgens hem goede redenen om te grijpen naar grootschalige hackaanvallen.
Het is ontzettend moeilijk om te bewijzen wie er achter zo’n aanval zit. Als organisaties melden dat de Russen, Chinezen of de Amerikanen achter een aanval zitten, hebben ze eigenlijk nooit waterdicht bewijs. Bedrijven kunnen dit soort aanvallen aan elkaar linken doordat bijvoorbeeld dezelfde servers of wachtwoorden worden gebruikt. Vervolgens wordt er gekeken naar de getroffen doelwitten en wie daar een motief zou kunnen hebben.
De Russen zitten achter de aanval in Oekraïne. Helemaal bewijzen kan niemand. Europese overheden zijn volgens de cybersecurity experts zeer bewust van de dreiging, maar er is weinig dat zij kunnen doen. Het probleem is dat alle mogelijke doelwitten, zoals treinen, vliegvelden, energiecentrales, in handen van private bedrijven zijn. Daarom is het een stuk lastiger om deze problemen aan te pakken.